Ik ben een punker. Sinds ik op mijn dertiende voor het eerst Johnny Rotten en Jello Biafra hoorde blèren over anarchie, sociale ongelijkheid en de misdaden van Pol Pot, was er geen weg meer terug.
Dat uit zich niet enkel in de deuntjes die je weleens door mijn schrijfkamer hoort galmen en het feit dat je me regelmatig op punkoptredens tegenkomt (op voorwaarde dat je daar zelf naartoe gaat, natuurlijk) maar ook in de manier waarop ik mij als schrijver voel en profileer.
Geef mij geen elitaire literaire bedoeningen, geen neerkijken vanuit een ivoren toren. Nog al te vaak ziet men schrijvers als een symfonisch orkest dat muzikale perfectie nastreeft, waar geen enkele noot vals of te laat mag klinken, waar elke kleine fout wordt afgestraft.
Ik ben mezelf steeds meer gaan zien als een punkband. Ik streef niet naar perfectie, maar naar emotie. Ook de rauwe en minder mooie emoties. Ik hou van gedichten met rafeltjes, personages met ruwe trekjes en foute uitspraken. Want het zijn net die dingen die ons mens maken.
Het ‘min of meer literair’ kleinood dat ik vandaag lanceer, past helemaal binnen die visie: een zine. Wie naar undergroundmuziek luistert, is vast bekend met de zines of fanzines: kleine, vaak thuis in elkaar geknutselde tijdschriftjes die op een beperkt aantal exemplaren verspreid worden en vaak door één persoon zijn geschreven. Meestal gaat het over muziek, kunst of politiek. In de krakersscène waren zines ook decennialang schering en inslag.
Dus: ik stel je niet-zo-plechtig-maar-wel-trots voor: Zin-Zine. Een literair A5-tijdschriftje met mijn kortverhaal ‘Stille Nacht’, gedichten en een fikse dosis onzin, dat verschijnt op een beperkte oplage.
Geef een reactie