10 absurde dialogen uit mijn roman

In mijn roman ‘De schade beperken’ volgen we Wil en Elke, twee rebelse vriendinnen. Hun vriendschap is even intens als grillig. Gaandeweg kom je er als lezer achter wat er gebeurd is, vijftien jaar geleden én in een recenter verleden. De flashbacks worden steeds meer verweven met het heden. Want hoe graag Wil en Elke het verleden ook achter zich zouden willen laten: de gevolgen blijven nazinderen. Het boek wordt voortgedreven door rockmuziek, bier en absurde conversaties. Dit zijn er enkele.

De wet van Murphy

Elke bestelde drie tripels. De barman keek hen verbijsterd aan. ‘Zijn jullie glazen nu weeral leeg?’
  Wil liet een luide boer. ‘Jep.’
  ‘Hoe komt dat?’
  Wil vouwde haar handen in elkaar. ‘De wetten van de zwaartekracht.’
  ‘De wet van Murphy!’ vulde Elke aan.
  ‘De stelling van Pythagoras,’ zei Lena met een uitgestreken gezicht. 
  De barman schudde het hoofd. ‘Ik had maar niets moeten vragen.’
  Wil zwaaide met haar lege glas. ‘Zo is dat. Minder vragen, meer tappen. Dankjewel.’


Rainbow in the dark

Lena wond een dreadlock om haar vinger. ‘Soms heb ik echt het gevoel dat ik helemaal vastzit in de Vlaamse klei. Dat gewone, dat brave, dat burgerlijke. We zijn hier te goed voor.’
  ‘Yes, sister!’ Elke sloeg Lena hard op de rug. ‘Wij zijn geboren om te schitteren. Wij zijn regenbogen. Regenbogen in het donker. Zoals in dat liedje van Dio – hoe heet dat ook alweer, Wil?’
  ‘Rainbow in the dark.’
  ‘Juist! Regenbogen in het donker, zeg ik je.’ Elke krabde aan haar ongeschoren oksel. ‘We schitteren en stralen, maar niemand die het ziet.’


Kabouter op de weg

‘Ik heb een van uw kabouters gezien.’
  Het gezicht van de vrouw verstrakte nog. ‘Waar?’
  ‘Bij het pleintje. Hij stond midden op straat.’
  De deur ging wat verder open. ‘Waar is hij nu?’
  ‘Nog steeds op het plein. Ik heb hem op een bankje gezet.’
  Ze sperde haar ogen wijd open. ‘Waarom?’
  ‘Omdat ik niet wist dat hij van u was. En ik kon hem toch niet midden op straat laten staan?’
  ‘Neen, inderdaad.’


Ducttape

‘Het voelt een beetje alsof ik gebroken ben en gemaakt moet worden. Haal de ducttape.’
  ‘We hebben geen ducttape in huis.’
    Elke hing nu ondersteboven in de zetel en keek Wil aan met haar grote, groene ogen. ‘Iedereen heeft ducttape in huis.’
  ‘Wij niet.’
  ‘Dan gaan we het morgen kopen.’
  ‘Oké. Morgen kopen we ducttape. Nog iets?’
  ‘Paperclips.’
  ‘Waarom paperclips?’
  ‘Daar kan je van alles mee.’
  ‘Zoals?’
  ‘Nooit naar MacGyver gekeken?’
  ‘Neen.’
  ‘Ik ook niet. Maar die zou dus wel weten wat doen met paperclips.’


Gedeelde zieligheid

‘God, wat zijn we zielig!’ 
  ‘We zijn beyond zielig. We zijn zo zielig, dat we zielig niet eens meer zouden zien als we over onze schouders keken.’ Elke boog zich voorover, haalde twee flesjes Desperados uit de ijskast en gaf er een aan Wil. Ze tikten de halzen van hun flesjes tegen elkaar. ‘Op zieligheid.’
  ‘Gedeelde zieligheid is dubbele zieligheid!’
  ‘Halve.’
  ‘Dubbele.’
  Daar moest Wil even over nadenken. ‘Je hebt gelijk.’


Netels

Joris boog zich naar Wil over. ‘Daarvoor haal ik mijn handen niet uit mijn zakken.’
  Het was een uitdrukking die ze Joris vaak hoorde gebruiken. Hij had dan ook heel vaak zijn handen in zijn zakken. ‘Waarvoor haal jij eigenlijk wel je handen uit je zakken?’
  Hij deed alsof hij nadacht. ‘De laatste keer moet ergens midden jaren ‘90 geweest zijn.’
  ‘En hoe beviel dat?’
  ‘Een nare ervaring.’
  ‘Een netelige kwestie.’
  ‘Zeer netelig.’
  ‘Zo netelig als euh…’
  ‘Een netel?’ probeerde Joris.
  ‘Zo netelig nu ook weer niet.’
  ‘Netels zijn dan ook erg netelig.’
  ‘Meer zelfs: ze staan bekend om hun neteligheid.’


Jaag me niet op

‘Ik denk dat ik moet kotsen.’ Elke viel op haar knieën op een van de vele keurige grasperkjes die de wijk rijk was.
  ‘Doe dat dan.’
  ‘Jaag me niet op.’
  ‘Ik jaag je niet op.’


Nasi goreng

‘Op een schaal van een tot tien: hoe erg haat je me momenteel?’
  ‘Ik heb zin in Chinees.’


Bijzondere hand

‘Alles is zo bijzonder.’
  ‘Wat dan?’
  ‘Alles. Dit leven. Dat ik hier nu langs je zit in deze auto, dat we onder deze maan rijden.’ Ze giechelde en stak haar hand uit. ‘Kijk dan naar mijn hand. Mijn vingers, hoe ze bewegen.’
  ‘Dat is gewoon je hand. Die heb je al eenendertig jaar.’
  ‘Dat is het nu net! Ik heb deze hand al eenendertig jaar en ik heb er nog nooit naar gekeken. Nu ja, ik heb er wel naar gekeken natuurlijk, maar ik heb er nooit naar gekéken, weet je wel?’
  ‘Volgens mij ben je zo stoned als een garnaal.’


Lelijke tattoo

  ‘Daar woont Gunther.’
Wil kwam tot stilstand en zette met een overdreven zwaaibeweging haar ene voet naast de andere. ‘Gunther?’
  Elke leunde op de brievenbus. Het ijzeren ding piepte alsof het elk moment uit elkaar kon vallen. ‘Je weet wel, mijn ex.’
  Wil giechelde wat onnozel en blies een lok weerbarstig haar uit haar gezicht. Haar Janis Joplin-kapsel was in de loop van de nacht geëvolueerd naar een haarbos die deed denken aan een blonde Robert Smith die drie uur in een sneeuwstorm heeft rondgelopen. ‘Je zal iets specifieker moeten zijn.’
  Elke keek haar geërgerd aan. ‘Lang. Kort haar. Veel tattoos.’
  ‘Oh, die met zijn lelijke tattoos.’ De kralenkettingen rond haar nek rinkelden. Wat was ze die dingen beu. 
  ‘Zo lelijk waren ze niet.’
  ‘Kom aan!’ Wil liet een luide boer. ‘Zeker die mislukte Indiaan op zijn bovenarm. Ik bedoel maar, een dikke, Amerikaanse trucker zou er misschien nog mee wegkomen, maar Gunther niet.’
  ‘Dat was geen Indiaan.’
  ‘Wat was het dan?’
  ‘Een leeuw. Denk ik.’
  ‘Dat is nog erger.’


Geef een reactie

Powered by WordPress.com. door Anders Noren.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: