Neen, geen wandelaar, hoewel ik dat ook ben. Wanderen is zoveel meer dan wandelen. De essentie van wanderen is niet de beweging en al helemaal niet het bereiken van een bestemming. Wanderen is ronddolen zonder reden of doel, onderweg zijn om onderweg te zijn en heel bewust en zonder oordeel waar te nemen wat er ook maar op je pad komt.
‘Not all those who wander are lost.’ – J. R. R. Tolkien
Onlangs vond ik het boekje ‘The wander society’ van Keri Smith terug in mijn boekenkast. En terwijl ik door het fraaie boek bladerde, overviel me weer datzelfde enthousiasme als bij de eerste leesbeurt. Die elektrische golfjes van herkenbaarheid die door me heen gingen. Haar woorden raakten een gevoelige, diepliggende snaar.
Want hoewel ik nog nooit van het concept gehoord had, realiseerde ik me dat ik al mijn hele leven wander. Als kind en jongere zwierf ik al graag op mijn eentje rond, op zoek naar avontuur. Sloeg ik paadjes en straten in, gewoon omdat mijn gevoel me dat ingaf en omdat ik wilde weten waar ze heen leidden. Als jongere bezwoer ik een slepende depressie – en als student menig kater – door langs de Rupel, Nete, Dijle en Zenne te fietsen, wandelen en joggen. Urenlang en zonder op voorhand te weten waar ik naartoe ging of hoe lang ik van huis zou blijven.
Niet zelden geraakte ik de weg kwijt, liep of fietste ik maar door en door tot ik op een punt kwam dat ik herkende. Soms overviel me een lichte ongerustheid wanneer donkere wolken zich samenpakten en ik niet wist waar ik was. Op die momenten ving ik een glimp op van een oergevoel dat we als moderne mens vergeten zijn en dat we niet zullen vinden zolang we bewegwijzerde wandelroutes volgen. We ervaren het weleens op vakantie, zeker mensen die voor avontuurlijke vakantiebestemmingen kiezen en daar de natuur in trekken, maar je hoeft dus helemaal niet naar een Noorse bergtop om dit ‘wilde’ gevoel te ervaren. Verdwalen kan overal, zelfs op plekken waar je de weg weet.
‘And into the forest I go, to lose my mind and find my soul’ – John Muir
Ook nu nog trek ik regelmatig op zwerftocht, al komt het er veel te weinig van. Dan gooi ik wat drinken en een snack in mijn rugzak, samen met een verrekijker en natuurlijk het obligate notitieboekje, en hop, weg ben ik. Loop wat rond, blijf even staan, ga zitten en schrijf een paar zinnen, loop weer verder.
Vaak heb ik slechts een vaag idee van waar ik naartoe ga, maar ook dat kan gaandeweg veranderen, als mijn gevoel me een andere kant op trekt. En ook dat is een essentieel aspect van wanderen. Je trekt gewoon de voordeur achter je toe en begint te stappen.
Dat hoeft trouwens niet per sé in de natuur te zijn, al haal ik daar zelf de meeste voldoening uit.
Toen ik ledenwerver was voor WWF, bracht ik lange dagen op straat door, in steden zoals Antwerpen, Mechelen, Gent, Lier, Hasselt en Diest. En nadat ik urenlang met toevallige voorbijgangers had gepraat, wat niet zelden tot boeiende gesprekken leidde die niets met natuurbehoud te maken hadden, bleef ik weleens ‘hangen’. Dan liep ik doelloos door de straten, praatte met straatmuzikanten en bedelaars, voerde stadsduiven en vond rust midden in de drukte. De stad is bij voorbaat een plek waar alles en iedereen een doel heeft. Wanderaars vallen er op – als je er oog voor hebt – door hun tragere tred, de glimlach op hun gezicht, hun open blik. Voor je het weet, ben je met een wildvreemde aan de praat, kijk je samen naar de mensenmenigte die voorbij raast als een film die te snel wordt afgespeeld.
‘Het is voor mij een gewoonte geworden om mijn middagen met eenzaam rondstappen door te brengen. Een grote afstand van het omringende gebied heb ik nu op die manier doorkruist en de plattegrond van het land neemt vaste vorm aan in mijn brein.’ – Virginia Woolf
Ook als ik met mijn vriend een citytrip maak, merk ik dat ik naar wanderen neig. Mijn vriend heeft dan een hele lijst van adresjes van platenwinkels, toeristische trekpleisters, veggie eethuisjes en met een beetje geluk ook cafés (joepie, even zitten en van een cocktail nippen!), waar hij per sé naartoe wil. Hij stresst daar dan echt over, wappert met stapels papieren die hij heeft afgeprint en vloekt als hij een adres niet meteen vindt.
Ondertussen loop ik een beetje te flaneren, duik beloftevolle straatjes en stoffige boekhandels en cd-winkels in en negeer hem als hij zegt dat we de andere kant op moeten. Want ik zie helemaal niet in waarom ik een onbekende stad tijdens een ontspannend uitje een bepaalde kant op zou moeten.
En daarmee komen we bij een ander belangrijk punt: wanderen is bij uitstek een activiteit om alleen te doen: als je al wanderend aan een kruispunt komt, kijk je eens naar alle richtingen die je uit kan en kies je het pad of de straat die je het meest aantrekt. Zo loop je urenlang je gevoel achterna en laat je verrassen door wat je ook maar tegenkomt.
En tot slot: wanderen kan ook in je hoofd. En ook dat doe ik veelvuldig, niet in het minst wanneer ik schrijf. Zo kan je als je die zonnige namiddag verplicht achter glas slijt, toch de nodige omzwervingen maken. Gestolen momentjes, die niemand je ooit kan afpakken. Geniet ervan, collega-wanderaar.
‘Hij die slechts tot op zekere hoogte vrijheid van geest heeft bereikt, kan niet anders dan zich een wanderaar op aarde voelen – maar niet als een reiziger naar een uiteindelijke bestemming, want deze bestemming bestaat niet. Maar hij zal kijken en observeren en zijn ogen openhouden om te zien wat er echt gaande is in de wereld; om deze reden mag hij zijn hart niet te sterk gehecht laten raken een individuele dingen; ook moet er in hem iets wanderends zijn dat genoegen schept in verandering en vergankelijkheid.’ – Friedrich Nietzsche
(c) Leen Raats
Geef een reactie