I
Ze heeft nooit geleerd kind te zijn
dus doet ze maar alsof.
Haar groene ogen stellen
te veel vragen voor haar leeftijd
zeggen grote mensen die zo’n dingen
nu eenmaal schijnen te weten
door eindeloos staren
in bedompte cafés
en halflege glazen
bier zonder schuim
waar roze prinsessendromen verdrinken
spelt ze haar wensen
voor zich uit
maar volwassenen begrijpen
geen letterkoekentaal.
II
Ze is kwaad op de wereld
en de mensen en iedereen
mag het weten.
Haar muziek klinkt harder
dan de woorden van radeloze ouders
die maar niet begrijpen waarom
roept ze het uit, slaat
met haar vuisten op muren
van onbegrip, scheurt ze
verwijten van de wand
als de weerbarstige lokken
die ze telkens weer ongeduldig
achter haar oren die nooit luisteren
veegt.
III
Ze was op weg
tot ze wist waarheen.
Het huis dat ze voor altijd achterlaat
lijkt kleiner nu
schaduwen vallen
over foto’s, posters en de geesten
die ze niet langer vreest.
Ze vult haar koffers
maar neemt ze niet mee.
Een tak tikt op het raam
ze laat hem binnen.
IV
Op koude februaridagen
bevriezen tranen
op broze kinderwangen.
Toch lacht ze
neuriet de liedjes die ze vroeger
zong voor het slapengaan
vecht voor haar kapoenen
zonder vader en bidt
met gesloten ogen.
Maar in bange dromen
vallen de kinderen de ramen
uit
dan staart ze
naar een te hoog plafond
zonder ladder
geraakt ze nooit in de hemel.
V
De oude kater doolt door de kamer
zoekt een plaats om op te vullen
met zijn subtiele aanwezigheid.
Het huis is stiller
nu kindervoeten niet langer
over parket roffelen, hoort ze
hoe de klok de uren
weg tikt.
Ze liefkoost zijn tenger kattenlijfje
vergeet uit het oog
hoe het stof zich geruisloos
op de schoorsteenmantel
opstapelt.
VI
Haar huid is geel
verschoten als de gordijnen
voor het keukenraam
praat ze met de kamerplant
zijn dorre takken
knikken haar
haast onzichtbaar toe.
Ze smaakt snijbonen
in grote weckpotten in
voor mensen die waarschijnlijk
vandaag niet meer langskomen.
Op haar handen rimpelen
de jaren te veel werk
om alleen te dragen.
Naast een ongebruikte stoel
wenden foto’s van kleinkinderen
wiens namen ze niet meer onthouden kan
beschaamd hun blikken af.
(c) Leen Raats
20 gedichten in 20 weken

Ontvang 20 weken lang elke week een gedicht in je mailbox: de tekst, een geluidsopname waarop ik het gedicht voorlees én een uitleg bij het gedicht: hoe het ontstond, waarover het gaat, of een ander bijzonder, persoonlijk verhaal dat je meer inzicht geeft in dit gedicht.