5783. Zoveel gedichten werden er dit jaar ingestuurd voor De Gedichtenwedstrijd. Het was de twaalfde keer dat ik meedeed. Dit jaar stond ik met 8 gedichten in de top 1.000 en met 3 gedichten in de top 100. Oh ja, en met eentje in de top 3. 🙂 Lees hier Cumulus, het juryverslag en mijn andere twee top 100-gedichten.
Met dit gedicht behaalde ik de derde prijs:
Cumulus
Wanneer ik aan mijn moeder denk
denk ik aan die zondagavond waarop mijn vaders vriendin
mijn broer en mij afzette met de koffers die ik sinds
haar operatie zelf inpakte, de sokken
die ik in de onderste lade van het roze kastje stapelde
voorzichtig, alsof het bommen waren die elk moment
konden ontploffen. In veiligheid geloofde ik
op mijn zevende al niet meer.
Dat mijn moeder de deur van onze sociale woning
met kleine tuin, centrale verwarming en twee katten opende
ze die rode, ietwat te grote trui droeg die zo zacht aanvoelde
wanneer ze mij tegen zich aandrukte, wat sindsdien niemand
ooit nog zo deed.
Toch voelde er iets niet juist aan, een steek
in mijn maag, een blik in de ogen
die, zo zegt iedereen, als twee druppels water
op de mijne leken.
Ik denk dat ik het toen al ergens wist, zoals je weet dat het gaat regenen
door de wind die aanwakkert, de lucht die vochtig aanvoelt
de onrust van vogels en wolken die afzonderlijk
geen bedreiging vormen, maar samen, des te meer.
(c) Leen Raats
Het juryverslag:
“Dit verhalende gedicht maakte ons nieuwsgierig. Wat heeft deze ik-figuur doorstaan? Langzaam, in een opeenstapeling van aanwijzingen – de titel zegt het al – wordt aan de lezer duidelijk gemaakt wat er is gebeurd. De dood sijpelt door de strofes heen. De taal in dit gedicht is niet mooi gemaakt en daar is een reden voor. Er wordt teruggeblikt op wat er wel is en niet op wat er niet is.”
De persoonlijke beoordeling van de voorjury:
“Uw beschrijving van armoede en de operatie van een moeder vanuit de beleving van een kind, hoe in- en -in pijnlijk. De enkele beelden die in dit verder beschrijvende gedicht zijn opgenomen, komen bijzonder goed uit de verf. IJzersterk zijn de sokken die voorzichtig als ware het bommen behandeld worden. Hoe het de moeder vergaan is na haar operatie, is onduidelijk. Wel duidelijk is dat de ik-persoon vooraf meer wist dan haar werd verteld. Prachtig is uw gedicht, het bewandelt het smalle koord tussen te weinig en te veel effect alsof het ervoor gemaakt is.”


Hierbij ook de andere gedichten waarmee ik in de top 100 en de bundel ‘Woorden zijn de ogen van de gedachte’ sta.
Pleinvrees
Ik begrijp eenzaamheid niet. Dat is misschien de reden
dat ik er maar niet vanaf geraak. Zoals dat lied
waarvan je slechts één lijn tekst en niet eens de titel kent
dat in je hoofd blijft plakken als stroop aan kinderhanden
de goedbedoelde opmerkingen van vrienden
die ik niet zo persoonlijk moet nemen. De vragen
die niemand stelt.
Dus slaap ik weer slecht, mors koffie, loop tegen muren
en bijzettafeltjes op, vertraag als een oude film,
haper.
’s Avonds bestudeer ik de broze plekken
die de schemerlamp op mijn huid werpt.
Meedogenloos.
(c) Leen Raats
Plantenblindheid
Vanmorgen stond ik op in het donker. Met pijn
in mijn buik en de stem van de radionieuwslezer.
Toch voelde de dag nog schoon, vogels
zongen onverstoorbaar langs het spoor.
Ik zag een bedelaar met een bebloed gezicht
in Brussel-Centraal die niemand leek te zien.
Vroeg of ik kon helpen. Dat kon ik niet.
Nochtans weet ik alles van onzichtbaar zijn.
Verderop viel een vrouw die voor me
aan het voetgangerslicht stond flauw
in mijn armen. Ook zij weigerde mijn hulp.
Vanavond, in de kamer waar de muren elke dag
een beetje dichter naar me toe kruipen
tussen kamerplanten op zompige schoteltjes
bedenk ik me dat zelfs mensen die je door
en door denkt te kennen er elke dag weer
net iets anders uitzien.
(c) Leen Raats
Geef een reactie