Dit vuistdikke boek is me aangeraden door een opdrachtgeefster die een vriendin geworden is – dat is een van de leuke aspecten aan freelancen! – en lag al een tijdje op mijn ‘to read’-stapel. Het boek telt meer dan 600 pagina’s en benam me meermaals de adem.
Ken je dat gevoel wanneer je sneller begint te lezen, alsof je ogen het ritme van je hartslag willen volgen? Dat je gulzig woorden opzuigt, je ademhaling zich aanpast aan het ritme waarmee de woorden over de pagina’s dansen? Dat je af en toe moet stoppen met lezen om letterlijk naar adem te happen?
Dat had ik heel vaak bij het lezen van Tot in de hemel. Powers introduceert zijn personages niet gewoon, hij begint bij hun voorouders. Een geniale manier om een personage voor te stellen, want als je weet waar iemand vandaan komt, dan weet je zoveel meer dan ‘hij had bruine ogen of blond haar’. Powers is zo’n zeldzaam soort schrijver die erin slaagt om in enkele zinnen een heel mensenleven samen te vatten. Als je dus van straf uitgewerkte personages houdt, is dit boek een absolute aanrader.
Maar eigenlijk draait dit boek helemaal niet om mensen. Tot in de hemel gaat om bomen. Ze vormen de rode draad doorheen alle verhalen. Ik heb altijd al van bomen en bossen gehouden en die prachtige, oude wezens hebben me altijd mateloos gefascineerd, maar Powers heeft die verwondering een diepere dimensie gegeven.
Mijn favoriete geluid is het ritselen van populierenblaadjes in de wind, niets is zo mooi als een knoestige boomstam en ik ga graag onder een oude boom staan om dan recht aan de stam omhoog te kijken. Maar de manier waarop Powers over bomen schrijft en de vele intrigerende verhalen waarmee hij zijn verhalen doorspekt, die voeren me mee naar een magische wereld. Eigenlijk vormen de bomen ook een personage in het boek.
Kortom: ik raad dit boek aan aan iedereen die verwonderd wil worden, die honderden bladzijden lang wil worden meegevoerd naar en prachtige wereld, vlak bij de onze.
Geef een reactie