Nablijven

Het was druk in het strafstudielokaal. Meneer Mertens keek haar streng aan. ‘Vertel me maar eens waarom je Kevin hebt geslagen. Wat voor gevoel het je geeft om iemand pijn te doen. Vijftig regels.’
  Veerle kauwde op haar pen. Het gaf haar helemaal geen gevoel, Kevin pijn doen. Ze had gewoon die lach van zijn mond willen vegen.

Je moeder is dood. Zijn woorden sneden door open wonden. Een witte waas trok voor haar ogen. Haar knokkels tegen zijn kaak. Bot tegen bot. Ze liet zich oppeppen door de jongens die joelend om hen heen stonden.

Hij sloeg niet terug, maar zakte door zijn knieën, zijn handen beschermend voor zijn gezicht. Zijn hals voelde verrassend dun en kwetsbaar onder haar vastberaden hand. Zijn hart klopte tegen haar handpalm. Ze kneep zo hard ze kon, zag de angst in zijn opengesperde ogen. Het gejoel verstomde, versmolt in haar hoofd tot een vage echo. De witte waas trok weg. Verbaasd keek ze naar het bloed dat van Kevins kin druppelde.

Regen roffelde op het dak van de oude barakken die dienst deden als strafstudielokaal. Het had ook geregend toen ze haar moeders lichaam onder de grond stopten. Ze hadden haar mee begraven die dag. Ja, ze ademde nog. Ze at en sliep en wandelde. Ze sloop door de dagen als een kat door het donker. Maar vanbinnen was ze dood. Haar klasgenoten hadden geen benul. Het waren zorgeloze, onwetende kinderen. Zij was zoveel sterker dan hen. Ze was hen geen uitleg verschuldigd.

De bel ging. De poten van Veerles stoel krasten luid over de tegels. Meneer Mertens schudde het hoofd toen hij zag dat ze geen woord op papier had gezet. Zijn hand bleef even rusten op het kruisbeeldje dat hij om zijn nek droeg. ‘Morgen blijf je opnieuw na. Tot je dat opstel schrijft.’
  Veerle haalde haar schouders op. Het maakte niet uit. Ze had geen reden om vroeg naar huis te willen.

(c) Leen Raats

Geef een reactie

Powered by WordPress.com. door Anders Noren.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: