Interview: Leen Raats vertelt over haar verhalenbundel Vloedlijn

‘Ik wil mijn lezers meegeven dat het oké is om verdrietig te zijn, dat het leven nu eenmaal niet altijd even leuk is.’

Esther De Beun van de Nederlandse radiozender Drechtstad FM, die zelf poëzie schrijft, interviewde me tijdens de lancering van Vloedlijn. Ze peilde naar mijn drijfveren om te schrijven en vooral: om dit boek te schrijven. En een sterke drijfveer is er absoluut!

Esther: Welke plaats neemt schrijven in je leven in?
Leen: ‘Een heel belangrijke plaats. Dat is altijd al zo geweest. Toen mijn klasgenootjes nog prinses, piraat of brandweerman wilden worden, droomde ik al van een schrijverscarrière. Mijn kinderdroom was om al schrijvend de wereld te veranderen.’

Esther: Dat is een mooie droom. Heeft schrijven je leven ook veranderd?
Leen: ‘Schrijven is een heel belangrijk deel van mezelf, ik kan me geen leven zonder woorden voorstellen. Dat zou zijn zoals stoppen met ademen. Ik kan ook heel veel kwijt in mijn verhalen en poëzie, schrijven helpt me om emoties te verwerken en om na te denken over heel wat dingen, niet in de laatste plaats over het leven zelf.’

Esther: Wacht je op inspiratie?
Leen: ‘Neen. Zoals iemand ooit zei – vraag me niet wie, ik ben heel goed in het onthouden van quotes maar kan nooit onthouden van wie ze zijn – is schrijven 10% inspiratie en 90% transpiratie. Je moet als schrijver vooral hard werken. Als je aan je bureau zit te wachten tot er op magische wijze inspiratie uit de lucht komt gevallen, zal je niet veel op papier krijgen. Soms gebeurt het natuurlijk wel dat er een verhaalidee of een paar dichtregels in me opkomen terwijl ik aan het fietsen ben of aardappelen sta te schillen.’

‘Wat het hoofdpersonage van Vloedlijn vooral doet is mensen die in de rouw zijn, vertellen dat het normaal is wat ze voelen. Dat het mag. Dat je het recht hebt om verdrietig te zijn en dat niemand je dat mag afnemen.’

Esther: Hoe ontstond Vloedlijn?
Leen: ‘Sommige verhalen zijn al vijf of zes jaar oud. Elk verhaal heeft dan ook een eigen, unieke ontstaansgeschiedenis. Het titelverhaal Vloedlijn was bijvoorbeeld oorspronkelijk bedoeld als novelle en telde zo’n honderd pagina’s. Ik voelde echter dat het niet helemaal goed zat en bleef eraan schaven en stukken schrappen die eigenlijk niet ter zake deden, waardoor het nu een kortverhaal van 49 bladzijden is.’

‘Hetzelfde geldt voor Verzachtende omstandigheden, het oudste verhaal uit de bundel. Dat verhaal schreef ik grotendeels op de trein onderweg naar mijn toenmalige job, die ik echt haatte. Ik moest elke dag naar Brussel en had bijna geen tijd om te schrijven. Dus schreef ik wanneer het kon: op de trein en tijdens mijn middagpauze. Dat verhaal telde oorspronkelijk meer dan 100 pagina’s. Ik heb het de afgelopen jaren misschien wel tien keer herwerkt, en geschrapt tot de essentie overbleef: de ongemakkelijke maar hartverwarmende vriendschap tussen twee mensen die sociaal geïsoleerd zijn.’

‘Ik had dus flink wat verhalen liggen. Veel van die verhalen bleken over verlieservaringen te gaan, en hoe mensen daarmee omgaan – maar wel met een focus op het positieve, want mijn personages weten de draad weer op te pakken en op de een of andere manier verder te gaan met hun leven.’

‘Je stopt er altijd een stukje van jezelf in, kanaliseert emoties via je personages. Als je nog nooit iemand verloren hebt, kan je zoiets niet schrijven.’

Esther: Daarmee heb je meteen een paar vragen beantwoord (lacht). Hoe komt het dat er zoveel verlies in je verhalen zit?
Leen: ‘Daar zijn twee redenen voor. Ten eerste heb ik zelf al veel verlieservaringen gekend, vroeg in mijn leven. Zo verloor ik mijn moeder toen ik negen was en mijn beste vriendin op mijn vijftiende. Die emoties heb ik op een bepaalde manier meegenomen in mijn verhalen. Dat wil niet zeggen dat alles wat er in het boek staat ook autobiografisch is – absoluut niet. Maar je stopt er altijd een stukje van jezelf in, kanaliseert emoties via je personages. Als je nog nooit iemand verloren hebt, kan je volgens mij zoiets niet schrijven.’

‘Maar er is nog een belangrijkere reden waarom er zoveel verlies voorkomt in deze bundel. Er was zelfs een heel concrete aanleiding voor Vloedlijn. Toen ik nog in loondienst werkte – ik ben zelfstandige – mailde een collega me dat haar schoonvader overleden was. Ik ging meteen naar haar toe, net zoals nog een paar andere collega’s. Het eerste wat ik mensen tegen haar hoorde zeggen, waren uitspraken als Het zat eraan te komen.

‘Ik weet wat ze daarmee bedoelden, want de dood kwam inderdaad niet geheel onverwacht, maar ik vond dat zo’n botte uitspraak. Iemand heeft net te horen gekregen dat een dierbare is overleden, en omstaanders komen meteen aanzetten met zogenaamde verzachtende factoren, waarmee ze lijken te willen zeggen dat het allemaal zo erg niet is. Dat is echt niet wat een persoon op dat moment wil horen. Ik heb zo’n situaties al vaak meegemaakt, en het treft me telkens.’

‘Ik vond dat ik er iets mee moest doen, er een verhaal van maken. Ik wilde mensen meegeven dat het oké is om verdrietig te zijn, dat het leven nu eenmaal niet altijd even leuk is. Ik zeg niet dat je daar depressief van moet worden en er dag en nacht mee bezig zijn, maar je mag er wel bij stilstaan. Als je in de rouw bent, heb je tijd nodig. En aandacht voor je pijn. Ik heb daar eens een heel treffende uitspraak over gelezen van rouwspecialist Manu Keirse, die zei dat de tijd geen wonden heelt, maar dat wonden genezen door ze goed te verzorgen.’

‘De tijd op zich heeft nog nooit iets beter gemaakt. Jij moet eraan werken, durven stilstaan. Door een uitspraak à la het zat eraan te komen, krijg jij het gevoel dat je niet verdrietig mag zijn, dat je niet mag rouwen. Dat is volgens mij een enorm maatschappelijk probleem. Er worden enorm veel antidepressiva geslikt in België – vaak door mensen die eigenlijk gewoon in de rouw zijn.’

‘Manu Keirse geeft daar prachtige lezingen over en heeft meerdere boeken over het onderwerp geschreven. Ik heb ooit een lezing van hem bijgewoond en dat heeft een grote invloed op mij gehad. Ik had hem ook altijd ergens in mijn achterhoofd zitten terwijl ik het hoofdpersonage voor Vloedlijn uitwerkte: Sam. Sam heeft zich gespecialiseerd in rouwverwerking. Wat het hoofdpersonage van Vloedlijn vooral doet is mensen die in de rouw zijn, vertellen dat het normaal is wat ze voelen. Dat het mag. Dat je het recht hebt om verdrietig te zijn en dat niemand je dat mag afnemen. Ik denk dat iemand die in rouw is, daar meer aan heeft dan aan opmerkingen als Je moet aan de leuke dingen denken of Ze heeft toch een mooi leven gehad.’

Esther: Goedbedoelde rotopmerkingen, noem ik dat.
Leen: ‘Ik zou het liever geen rotopmerkingen willen noemen, omdat ik weet dat mensen zo’n dingen met de beste bedoelingen zeggen, maar ongewild geef je mensen daarmee het gevoel dat ze niet verdrietig mogen zijn. Dat ze maar een pilletje moeten pakken, gewoon verder gaan met hun leven, meedraaien in de maatschappij. We geven mensen niet de kans of de tijd om te rouwen of verdrietig te zijn. We moeten altijd maar verder gaan, presteren, opbrengen – alsof we machines zijn.’

‘Alsof schrijvers van kortverhalen geen roman kunnen schrijven… Het is gewoon een genre op zich. Dat is zoals een metalband vragen waarom ze geen jazz spelen.’

Esther: Er wordt vaak wat lacherig gedaan over korte verhalen. Waarom kies je er voor om toch kortverhalen uit te geven en geen novelle?
Leen: ‘Als ik praat, durf ik nogal eens uitweiden, maar als ik schrijf, probeer ik veel te zeggen met weinig woorden. Daarom schrijf ik ook zo graag poëzie, waar je per definitie weinig ruimte hebt, en omdat je daar veel kan openlaten, zodat mensen er zelf mee een invulling aan kunnen geven. De dag dat ik een roman van driehonderd pagina’s schrijf, moet ik toch al heel veel te vertellen hebben.’

‘Wanneer ik mijn werk herschrijf, begin ik automatisch te schrappen. Ik ontdek dan hele hoofdstukken die eigenlijk niets bijdragen. Dat is voor mij overtollige ballast. Er wordt inderdaad vaak lacherig over gedaan, alsof schrijvers van kortverhalen geen roman kunnen schrijven en daarom korte verhalen schrijven, maar het is gewoon een genre op zich. Dat is zoals een metalband vragen waarom ze geen jazz spelen.’

‘Ik vind het leuk om alles zelf op te volgen, dat maakt dat je nog meer voeling en binding met je boeken krijgt.’

Esther: Waarom geef je Vloedlijn zelf uit?
Leen: ‘Ik heb ook al een verhalenbundel uitgegeven bij een kleine, Nederlandse uitgeverij, maar dit is mijn vierde boek dat ik zelf uitgeef. Ik ben zelfstandige en onderneem graag. Ik vind het belangrijk dat ik zelf de mensen kan uitkiezen met wie ik samenwerk. Ik ga niet zeggen dat een uitgeverij geen enkele meerwaarde biedt, maar je kan alle diensten die zij leveren zelf verzorgen of uitbesteden aan mensen die je vertrouwt en waar je graag mee samenwerkt.’

Meer weten over Vloedlijn? Dat kan gewoonweg. Hier, bijvoorbeeld.

Een gedachte over “Interview: Leen Raats vertelt over haar verhalenbundel Vloedlijn

Voeg uw reactie toe

Geef een reactie

Powered by WordPress.com. door Anders Noren.

Omhoog ↑

%d bloggers liken dit: