25 oktober 2019
Het is eind oktober. Wanneer ik van mijn schrijftafel opsta, zie ik uitgebloeide zonnebloemen in onze tuin. Ze laten hun bruine koppen hangen. Gestorven, samen met de zomer.
Dan hoor ik een bekend geluid. Ik draai mijn hoofd half om en jawel, daar zit een pimpelmees op de muur aan het raam van mijn werkkamer. Hij kantelt zijn hoofdje vinnig naar rechts en naar links terwijl hij mijn richting uit kijkt. Dan vliegt de kleine opdonder weg, even snel als hij kwam.
Op de grond tussen de moestuinbakken en zonnebloemen is het een drukte van jewelste. Mussen en een enkele roodborst huppen en vliegen heen en weer. Ze graaien zaadjes uit de bakken, vliegen de haag in en zoeken hun heil in het vogelvoer dat mijn vriend op strategische plaatsen heeft geplaatst. Maar het zijn de uitgebloeide bloemen en planten die de meeste aantrek hebben bij de schattige plunderaars.
Het verloopt allemaal uiterst vreedzaam, tot de koolmezen zich komen moeien. Ze zijn met een stuk of drie en scheren door de tuin. Zitten zij de mussen achterna of is het andersom? Het heeft veel weg van een bendeoorlog. Wanneer de mezen en mussen in een piepende kolk de haag in duiken, lijkt het wel alsof er een windhoos doorheen gaat. West Side Story in ons stadstuintje.
De koolmezen hangen ondersteboven aan de uitgebloeide zonnebloemen en koorddansen over bruine stengels. Een van de koolmeesjes landt op de toegevouwen parasol van de buren, op het dak van de berging en dan op de muur langs het raam waar ik nog steeds sta. Hij draait zijn zwarte kopje in mijn richting. Ligt het aan mij, of kijken koolmezen je altijd net dat tikkeltje brutaler aan dan hun mezenneefjes?
Vinken, merels en duiven laten zich de laatste weken trouwens ook opvallend veel zien in ons kleine tuintje. En hoewel oktober op haar laatste benen loopt, zag ik gisteren nog een atalanta over de haagbeuk fladderen.
Misschien hou ik toch van uitgebloeide zonnebloemen.
Geef een reactie