Voorlezen op de Boekenbeurs

28 oktober 2018

Vandaag dompelde ik me als van oudsher nog eens onder in de sfeer van de Boekenbeurs. Om 10u30 werd het boek ‘Mijn azertyfactor’ van Creatief Schrijven voorgesteld, waarvoor niemand minder dan Vitalski een selectie maakte van 25 teksten van minder bekende auteurs.

Samen met twee andere geselecteerden, mocht ik mijn werk ook op het podium brengen. Diane Broeckhoven stelde me enkele vragen over mijn schrijfambities.

Hieronder het verhaal in kwestie. Het is meteen het meest autobiografische verhaal dat ik ooit schreef. Geen verzinsels, geen opsmuk, gewoon de harde waarheid. Dat die binnenkomt, merkte ik aan de gezichten van mijn publiek toen ik het verhaal voorlas.

Muren gaan niet dood

De wind had de hele nacht rond het huis gejaagd, met furieuze uithalen. Met een bonkend hart had ik geluisterd naar klepperende poortjes, rondvliegende takken en onrustig blaffende honden. En terwijl ik het moment uitstelde waarop de dromen van de afgelopen nacht zo vervaagd waren dat ik niet anders kon dan de echte wereld met al haar beperkingen te betreden, kwamen de beelden.

Het witte knuffelolifantje dat mijn moeder van een mij onbekende bezoeker had gekregen toen ze in het ziekenhuis herstelde van haar borstamputatie.
Hoe ik mijn moeder hielp de tafel te dekken voor wat haar laatste kerstdiner zou zijn.
De woorden van Zjef Vanuytsel, die door me heen sneden.
De droeve stem van mijn moeder terwijl ze meezong.
‘En toen liep ik bij je weg in de kilte van de morgen, met mijn ziel overhoop. Ik kwam dra terug met mijn handen vol nieuwe hoop.’
Hoe ze stiekem huilde in de keuken.
De geur van verse soep.

Dit kon zo niet verder. Nijdig graaide ik mijn sokken van de vloer. Ik schoof het gordijn net ver genoeg opzij om te zien hoe de wind met lange vingers door de bomen graaide. In het veld naast de tuin pikten kraaien verwoed naar de laatste restjes herfst.

Het was 24 december, maar de winter had haar intrede nog niet gedaan. Het leek wel alsof deze herfst eeuwig duurde. Op kousenvoeten liep ik door het huis dat ik mijn thuis noemde. Mijn hand streelde onnadenkend langs de muren. Het gaf me een geruststellend gevoel, te weten dat ze er nog waren. Tastbaar. Stevig. Muren gaan niet dood.

(c) Leen Raats

De feedback van Diane Broeckhoven:

“Deze korte impressie rond het sterven van een moeder doet me denken aan het kookprogramma Dagelijkse Kost en dat mag niet als een gebrek aan respect worden beschouwd. De associatie wordt me ingegeven omdat Leen Raats net als Jeroen Meus gebruik maakt van pure en doodgewone ingrediënten – woorden in dit geval – die ambachtelijk en met liefde tot iets verfijnds worden getransformeerd. Geen gezwollen taal of pathos, maar dagelijkse kost om een tragedie te verwoorden.

In dit stukje proza, waarin kwetsbaarheid en machteloosheid doorklinken, herkent iedereen wel iets. Het raakt de lezer. Het veroorzaakt kippenvel. ‘Hoe de wind met lange vingers door de bomen graaide’ is een zin die in mijn hoofd blijft nazinderen. Een zin die suist en beweegt, die vaart brengt in een klein verhaal dat tegelijkertijd beweeglijk en heel stil is.”

De feedback van Vitalski:

“In dit zeer emotionele verhaal van Leen Raats gebeurt er bijna niets. Dat is op zich al een grote kracht, wat zouden we hebben aan een opeenvolging van handelingen en ondernemingen en nog meer anekdotiek? Met bescheiden, zorgvuldig gekozen woorden rijgt de auteur een paar impressies aan elkaar, meer niet.

De evocatie van weersomstandigheden is in deze bovendien een handige manier om, qua sfeer, meteen met de deur in huis te vallen. Het gaat om een teneur van passie – dat zeggen ons de wind die rond het huis jaagt, de deuren die klepperen, de onrustig blaffende honden. Wuthering heights, Sturm und drang – maar toch blijft dit iets nederigs, iets dat zich rustig in huis afspeelt.

Critica Diana Broeckhoven had gelijk wanneer ze op Azertyfactor deze volgende, beeldrijke frase eruit lichtte: ‘hoe de wind met lange vingers door de bomen graaide’. Maar nog indrukwekkender is de openingszin van de alinea daarboven: een zin die begint met ‘het witte knuffelolifantje’ maar eindigt met ‘haar borstamputatie’; wat een aangrijpend oxymoron in één frase, een echt huzarenstukje.

Liefhebbers van Vlaamse cultuur mogen enorm applaudisseren als onze té snel verguisde Zjef Vanuytsel wordt geciteerd, uit Ik weet wel mijn lief. Eender welk lied past hier logisch, herinneringen zijn altijd met muziek verbonden, maar dit lied in kwestie zegt veel over het melancholische karakter van de moeder. Waarnaast de onmacht van de vertelster meedogenloos wordt uitgedrukt in de zin ‘Nijdig graaide ik mijn sokken van de vloer.’ Dat is een handeling, dat is boosheid – maar: hoe erg beknot en aandoenlijk, als zo’n stille beweging je enige uitlaatklep voorhanden is. Gelukkig: ook letterkunde biedt aan Raats klaarblijkelijk een troostrijke uitweg.”



In de namiddag nam ik ook deel aan het vrij podium van Gert Vanlerberghe van Ballonnenvrees, waar ik nog een kortverhaal en enkele gedichten las. Heerlijk om nog eens op de planken te staan!

Geef een reactie

Powered by WordPress.com. door Anders Noren.

Omhoog ↑

%d