Vandaag zwaaiden mijn vriend en ik, na een zware werkweek, op een zondagochtend om 6u15 onze benen uit bed. Een autorit van meer dan twee uur voerde ons van het al twee dagen met sneeuw bedekte Limburg naar de Vlaamse Ardennen.
Twee weken geleden ontving ik namelijk een mail met heuglijk nieuws: ik ben genomineerd voor de Gedichtenwedstrijd van de stad Ronse. Helaas sleepte ik niet de eerste prijs in de wacht, maar ik ben alvast heel bij met die top drie!
Hieronder mijn gedicht, geheel in het thema ‘Feest’.
Juryverslag: Het gedicht vertelt een herkenbaar, samenhangend verhaal, ritmisch sterk, nergens geforceerd. Opvallend zijn beelden en klankrijkdom: het gebruik van alliteratie (kletterende cadans van kasseien), paronomasia (‘voelde’ – ‘vloed’). Het “sympathieke” slotvers rondt het gedicht mooi af.
TERUG IN ANTWERPEN
Ik was vergeten hoe de stad klinkt
de kletterende cadans van kasseien
vreemde stemmen in vertrouwde steegjes
echo’s in de lange gangen van mijn hoofd.
Jaren geleden, toen ik vier dagen per week
zieltjes won voor reuzenpanda’s in bamboenood
kende ik elke straatmuzikant bij naam
groette bedelaars als trouwe vrienden.
Het is toen dat ik leerde dansen op het rauwe ritme
van de straat. Op sommige dagen was ik vloeibaar
voelde de eb en vloed van mensenstromen
feilloos aan tot in de late uurtjes
terwijl ik drempel na drempel veroverde.
Ik had een knipperlichtrelatie met de nacht
die altijd te snel kwam, te vlug ging
niet meer naliet dan het gevoel dat ik hier thuishoorde
zoals ik ongezien als de opkomende zon
langs huizen sloop, verrast door vogels
die in het donker floten vanuit geen boom.
In die tijd had ik altijd net genoeg
geld voor de bus op zak.
(c) Leen Raats
Geef een reactie