Mijn gedicht ‘kathedraal’ staat in een speciale editie van De Vallei, waarvoor we gevraagd werden om een kwatrijn te schrijven. Dat is een rijmend gedicht van vier regels. Bevrijdend om zo eens op een heel andere manier poëzie te schrijven.
Ik krijg er het gezelschap van dichters als Christina Guirlande, Charles Ducal, Paul Rigolle en Frans A. Brocatus. Wil je alles lezen? Dat kan op de website van De Vallei.
Kathedraal
Geef mij geen wierook, gotische gewelven of glasramen
mijn heiligdommen groeien, voor geen god beducht
met wortels diep in de aarde waaruit we voortkwamen
en stammen als steunpilaren van de avondlucht.
(c) Leen Raats
Ik schreef een eerbetoon aan de natuur, aan bomen vooral, die we ooit als heilig beschouwden. Maar toen de Katholieke Kerk haar ijzeren greep op Europa verstevigde, verdween de bomencultus. Missionarissen zoals Willibrord roeiden de oorspronkelijke godsdiensten van West-Europa nagenoeg volledig uit. Daarbij hanteerden ze soms letterlijk de hakbijl: de aanbeden bomen werden omgehakt.
Omdat dat op zoveel weerstand van de lokale bevolking stuitte, bedacht men een slimme list: men hing een kapelletje voor Maria of een heilige aan de boom. Gaandeweg verschoof de aandacht van boom naar kapel.
De Kerk was ook bijzonder inventief in het bedenken van verhaaltjes om de bomencultus te vernietigen. Neem nu de ontstaansgeschiedenis van het bekende bedevaartsoord Scherpenheuvel. Die begon met een machtige eik die op een heuveltop tussen Zichem en Diest stond. Iemand (‘een vrome man’) hing een Mariabeeldje aan deze boom, dat heel wat christelijke bedevaarders aantrok, die er kwamen bidden. Op een dag probeerde een herdersknecht het beeldje mee te nemen, maar dat zou hem berouwen: hij werd ter plekke aan de grond genageld (letterlijk of figuurlijk?) en werd pas bevrijd toen een bedevaarder het beeldje terug aan de boom hing.
In de 17de eeuw richtte men een kapel op voor de eik van Scherpenheuvel. Een houten werd een stenen kapel, en later een kerk en zelfs basiliek. En anno 2021 spreekt er niemand nog over de eik. Dit verhaal bleek een succesformule en komt, in lichte varianten, over heel Vlaanderen en waarschijnlijk ver daarbuiten voor. Telkens begint het met (een beeldje aan) een boom, een herder of andere passant die het beeldje wegneemt of beschadigt, en eindigt het met een kapel of kerk, waarbij de boom ofwel naar de achtergrond verschuift of zelfs omgehakt wordt.
Men kon de verering van bomen echter niet helemaal uitroeien. Ook nu nog vind je steevast bomen (zoals linde, eik, kastanje en taxus) bij kapellen, kerken en abdijen. Ook op kerkhoven zijn er bomen die troost brengen of symbool staan voor het eeuwig leven.
Als ik een kapel of kerk tegenkom tijdens het wandelen of fietsen, kijk ik dan ook altijd naar de bomen die errond staan. Mijn heiligdommen.
Geef een reactie