Het waait nu al dagen
in haar hoofd. stormt
ze, draait. haar haren
naar de wind.
Soms huilt ze
zonder reden. giet
scheuten die niet willen
groeien in de tuin
drinkt een restje
koude koffie. huivert
in haar laatste zomerjurk.
Dat ze wilt rennen
zegt ze. slaat haar
armen als vleugels ·uit.
Straks valt ze
als de avond.
(c) Leen Raats, uit: Troebel – poëzie voor windstille dagen
Geef een reactie